De firma Lohman
Al in 1763 was er een orgelbouwer met de naam Lohman. Dirk Lohman (1730-1814) zou de eerste van de in totaal vier generaties orgelbouwers worden. Hij was een leerling van Wallis en Freytag, voordat hij zijn bedrijf in 1791definitief in Groningen vestigde. Zijn zoon Nicolaus Anthony zette dat bedrijf in 1801 voort. In die tijd was de firma Lohman vooral regionaal bezig. Veel orgels uit de 'ornmelande' van Groningen komen van Nicolaus' hand. Pas bij de toetreding van zijn drie zonen, Diederik Hendrik (1797-1856), Hinderk Berends (1799-1854) en Gerhard Willem (1802-1856), werd de firma N.A. Lohman en Zn. bekend in het zuiden en westen van de Nederlanden. Het zwarte schaap uit de familie Lohman was Diederik. Na de opleiding bij zijn vader begon hij voor zichzelf in Amsterdam. Daar verwaarloosde hij zijn werk en kwam weer terug naar Groningen. Hoewel hij in die tijd en in de daaropvolgende periode in Noord-Holland zeker een aantal orgels heeft gebouwd en gerestaureerd, bleef zijn reputatie als luie werker bij zijn familie bestaan. Diederik zwierf vanaf 1840 door het land met overal een klein aantal opdrachten en werd nooit door zijn broers gevraagd te komen helpen. Uiteindelijk belandde hij als pianostemmer in Den Haag. Zijn overige twee broers is het beter vergaan. Hoewel Hinderk nog wel heeft samengewerkt met Diederik in Amsterdam, bleef hij altijd nauw contact onderhouden met het thuisfront. Rond 1835 vestigde hij zich in Gouda, maar vertrok uiteindelijk naar Leiden, aangezien daar nog geen orgelbouwers waren. Gerhard was de enige die in Groningen bleef en nam daar de functie van zijn vader over. Vanuit die positie werkten hij en Hinderk veel samen en vormden ze het bedrijf W.A. Lohman en Zonen', met vestigingen in Groningen, Zutphen, Gouda en Leiden.
Het is deze samenwerking die voor Lohman de meeste vruchten afwierp en de firma nationale faam bezorgde. Na Hinderk en Gerhard bleef de Lohmantak als orgelbouwer nog enkele generaties bestaan, alvorens hij werd overgenomen door andere firma's en verdween.
Het karakter van een Lohmanorgel
Hoewel bij de term orgelbouwers vaak wordt gedacht aan nieuwbouw van orgels, is dat slechts ten dele waar. De firma Lohman heeft meer orgels gerepareerd of gewijzigd dan nieuwe gemaakt. Waarschijnlijk gaat dit op voor de meeste orgelbouwers. Dit is te danken aan het feit dat orgels over het algemeen een lange levensduur beschoren zijn, mits ze goed worden onderhouden.
Daarom speelt in het conserveringsproces de kwaliteit van het hout en de pijpen bij nieuwbouw of reparatie een belangrijke rol. Maar voor een succesvol orgelbouwer is naast de beschikking over en het gebruik van goede materialen meer nodig. Belangrijker zijn een fijnzinnig oog voor detail, een groot muzikaal gevoel en bovenal een talent voor ontwerp en uitvoering.
Dat de gebroeders Lohman deze kwaliteiten bezaten, blijkt in eerste instantie uit een aantal prestigieuze opdrachten die ze binnensleepten. Zo mochten ze in 1835 aart het beroemde Moreauorgel van de St.Janskerk in Gouda een grote reparatie en wijziging uitvoeren, net als aan het Pieterskerkorgel in Leiden in 1843. De naam en faam die ze hiermee verwierven heeft de firma waarschijnlijk veel opdrachten opgeleverd Elke orgelbouwer is anders. Niet alleen verschillen ze in capaciteit, maar ook is van eminent belang in welke stijl of traditie ze een orgel bouwden. Het feit dat de familie Lohman begonnen is in Groningen en van origine uit Duitsland kwam heeft op hen een grote stempel gedrukt. In Groningen werd voornamelijk de Schnittger-Hinsz-traditie gevolgd, die wordt gekenmerkt door zijn barokke, imponerend ruige klank. Orgels uit deze stad en ommelanden waren over het algemeen 'stoere' instrumenten. In een tijd waarin de orgelbouwtraditie uit de baroktijd langzamerhand verloren ging en een zwakke intonatie gangbaar werd, waren de Lohmans een van de laatsten die zich nog aan een krachtige wijze van intoneren hielden. Ten tijde van de bouw van het Zoetermeerse orgel had de firma zich echter wel aangepast aart het romantische orkestideaal van die tijd. Want tijdens de vroeg en hoogromantiek in de klassieke muziek moesten klanken namelijk lieflijker zijn en minder luid. De orgelbouwer diende zich in zijn ontwerp hier maar aan te conformeren, zo ook de Lohmans.